... een monastieke orde: trappisten, cisterciënsers van de stricte observantie
In 1883 kwamen de eerste cisterciënsers afkomstig uit de Achselse Kluis, een abdij in België, aan in Echt. Zij betrokken er de verwaarloosde hoeve Lilbosch, die in eigendom was geweest onder andere van de schout van Stevensweert. De monniken begonnen met de ontginning van het moerasachtig gebied en stichtten daar een nieuw klooster. De hoeve werd gaandeweg uitgebouwd met kloostergebouwen, een kerk en een boerderij met werkplaatsen.
Vanaf 1894 bemanden de monniken op het domein van de abdij bovendien een klein-seminarie, dat al snel omgevormd werd tot een jongensinternaat met gymnasium: het sint bernarduscollege. Hier gaven ze kennis en levenswijsheid door aan generaties jongens totdat de bezetter er tijdens de tweede wereldoorlog een eind aan maakte.
De broeders werden gedwongen hun klooster te verlaten, de gebouwen werden in beslag genomen, leeggeroofd en grotendeels vernield. Na 1945 zijn de monniken teruggekeerd en begonnen opnieuw met het opbouwen van Lilbosch. Ze hernamen hun gebed en hun studie op deze plaats en leven er van het werk van hun handen, in eenheid met de omringende natuur. Ze verbouwen akkers, houden kloostervarkens en andere dieren, en telen groenten en fruit.
De belangrijkste reden van de aanwezigheid van de monniken op deze verstilde plek is dat hier de stilte en de afzondering worden gevonden die helpen om God te vinden en zijn lof te zingen.
Op beschuldiging van de verspreiding van anti-duitse lectuur joeg de gestapo in oktober 1942 alle monniken van abdij Lilbosch uit het klooster en annexeerde de gebouwen. Begin 1943 werden alle kloostergebouwen toegewezen aan de hitlerjugend en werd er een commandopost gevestigd.
Rijkscommissaris Seyss Inquart liet een grote, uit gewapend beton geconstrueerde schuilkelder bouwen. De term bunker is eigenlijk niet correct omdat het ondergrondse complex nooit een gevechtsfunctie heeft gehad.
De monniken van Lilbosch willen niet voorbijgaan aan het kwaad van oorlog en onrecht. Ze hebben de bunker daarom gedeeltelijk toegankelijk gemaakt en er een kleine gebedsruimte ingericht, waar iedereen van goede wil een kaars kan aansteken en waar hij of zij zich tot God kan richten. Voor vrede. En voor iedere oprechte intentie die leeft in het hart van mensen.
Een monument op de parkeerplaats voor de abdij herinnert aan de geallieerde vliegeniers die op 10 september 1942 crashten in een weiland bij de abdij.
Abdij Lilbosch heeft een kleine presentie op de Uelingsheide in Tegelen, als herinnering aan de voormalige trappistenabdij aldaar, die in 2002 werd opgeheven en nadien verkocht is. De presentie omvat een rond 1890 gebouwd voormalig poortgebouw van de abdij, een aanpalend wit boerderijtje, het daarachter liggende kerkhof van de voormalige abdij, alsmede het gebouw van de wijnstekerij uelingsheide, waarin nu o.a. een abdijwinkel, een horeca-gelegenheid (“De Oelespot”) en een collectie religieuze volkskunst (“Ars Amandi”) is gevestigd. Het adres is Uelingsheide 1, resp. 1A, 5932 NA Tegelen
Abdij Lilbosch wordt bewoond door cisterciënsermonniken, ook wel trappisten genoemd. De eerste cisterciënsers leefden in de 11e eeuw in het hart van Frankrijk, in Citeaux. Zij verlangden op radicale wijze naar eenvoud, afzondering en stilte volgens de oude kloosterregel van de heilige Benedictus (480-547). Ze wilden God zoeken in een leven van gebed en studie, waakzaamheid, broederlijk samenleven en van gedegen en eenvoudige handenarbeid.
De bekendste cisterciënser monnik is wel de heilige Bernardus van Clairvaux (1091-1153): theoloog, begenadigd schrijver, abt, invloedrijk in kerk en politiek. Maar bovenal: een man van God. Hij riep een innige spiritualiteit van het hart in het leven die tot op de dag van vandaag duizenden monniken en monialen inspireert in hun monastieke avontuur met God.
In de loop der eeuwen kwam de spirituele zoektocht steeds meer onder de invloed van de ‘woestijnvaders’. In de abdij La Trappe in Normandië werd een hervorming van de cisterciënsers ingeleid. Meerdere cisterciënserabdijen sloten zich na verloop van tijd bij La Trappe aan of kwamen daaruit voort, in het verlangen naar een compromisloos monastiek leven. In 1892 hebben deze zich verenigd tot één zelfstandige, autonome orde: de orde der cisterciënsers van de stricte observantie, oftewel, kortweg: O.C.S.O. Abdij Lilbosch maakt deel uit van deze monastieke orde.
Vandaag de dag tref je in alle werelddelen abdijen van mannen of vrouwen die het cisterciënser monnikenleven gestalte geven en doorgeven aan volgende generaties.
De Kloosterregel van de heilige Benedictus is voor de monniken van Lilbosch een zeer belangrijke inspiratiebron. Deze regel, die wel gezien wordt als de grondslag van het westers monnik-zijn, verbindt oude monachistische tradities met de westelijke wereld. Benedictus, puttend uit de wijsheid van de vroegste kluizenaars, de woestijnvaders, én van mannen zoals Cassianus en Augustinus, wijst hen de weg om in gemeenschappen van broeders God te zoeken.
“Luister, mijn zoon” zijn de eerste woorden van de geestelijke vader (rb. prol. 1). Dit duidt op een luistertraditie. Inwijding, onderricht en vorming komen tot ons door te luisteren. Centraal in kloosterregel staat het begrip dat veel moderne mensen misschien maar matig kunnen waarderen: nederigheid. Dit heeft echter niets te maken met minachting of kleinering van jezelf, maar alles met hoogachting van God. Of beter nog: met vertrouwen op, en overgave aan God.
Een nederig persoon is iemand die alle zelfvoldaanheid voorbij is en met een onzekere verwachting op de uitkomst, bezield voor God staat. Hoe nederiger de monnik, hoe meer hij God kan liefhebben. Door het samenleven met God en zijn broeders worden gaandeweg zijn verlangens gezuiverd en gevormd, zodat hij niets anders wil dan Gods liefde.
Naast de regel van benedictus is een tweede document voor de cisterciënsers belangrijk. Toen de nieuwe orde van Citeaux groeide, ontstond er behoefte aan structuur en organisatie. Het was Stefanus, de derde abt van Citeaux, die hierin een belangrijke rol vervulde door het opstellen van de carta caritatis et unanimitatis, het charter van liefde en eensgezindheid, als een soort grondwet.
In deze beknopte wetgeving kwamen allerlei praktische vragen aan de orde: bijvoorbeeld over het gezag van de abt of de verhouding van de abdij tot de plaatselijke bisschop. De carta caritatis zorgt er tot vandaag de dag voor dat de onderlinge band tussen kloosters gehandhaaft blijft. Vastgelegd werd dat de abt van een moederhuis (een abdij die een ander klooster had gesticht) ieder jaar de dochterabdij moet bezoeken, voor wat we nu nog de reguliere visitatie noemen. Bepaald werd ook dat er jaarlijks een generaal kapittel moet plaatsvinden waarbij alle abten bij elkaar komen.
De regel van benedictus en de carta caritatis vertegenwoordigen de eerste en fundamentele wetgeving van de orde. Vandaag de dag is de orde verspreid over de wereld. Dat vereist, uitgaande van de oorspronkelijke inspiratie, een voortdurende bezinning en zo nodig aanpassing aan de situaties waarin wij staan. Daarom verzamelen alle abten en abdissen uit de hele wereld zich elke drie jaar in het zogenaamde generaal kapittel om diepgaand met elkaar van gedachten te wisselen en tot zuivere en richtinggevende beslissingen te komen. De wetgeving die zij samen opstellen staat bekend als de constituties van de orde. De abten en abdissen waken op deze manier over het geestelijk leven van de orde. Ook wordt er opgeroepen tot onderlinge hulp in geval van materiële nood en rampspoed.