... monnik zijn... samen met je broeders vrij zijn voor God en aan Hem gewijd
Wij delen een diep, onontkoombaar besef niets anders te willen dan ons leven te wijden aan God. Geraakt door Jezus Christus, het mysterie van God en van de Liefde.
Wij hebben ons hart gevolgd en zijn naar abdij Lilbosch gekomen. Om Jezus te zoeken en tegelijk om door Hem gevonden te worden. In stilte en afzondering maar ook als broeders met elkaar.
Roeping is geen stem van boven die me vraagt iets anders te zijn dan ik ben. Het is een stem van binnen die me oproept om te worden hoe ik bedoeld ben. Een klooster is een leerschool in liefde. Het helpt ons elke dag als monnik toe te groeien naar zuiverheid van hart en een ononderbroken ‘memoria Dei’. Al onze verlangens, krachten en talenten, elke bezigheid willen wij op God richten, dag en nacht. Hem ontdekkend in het kleine van elke dag en in het grote van het leven. Hem ervarend in stilte en eenzaamheid of in het gelaat van onze broeders.
In eenvoud gaat de jonge monnik op zoek naar God. Het Evangelie is zijn leidraad. Het monastieke leven helpt hem te groeien als mens en als monnik.
Na de vormingsjaren wijdt de broeder zich definitief aan Christus en verbindt zich voor altijd aan onze gemeenschap. De abt en de broeders nemen hem op in de communiteit en zij zullen hem steunen met gebed en voorbeeld.
Vanaf zijn noviciaat draagt de broeder het wit met zwarte Cisterciënser habijt. Als teken van zijn toewijding wordt hij op de dag van zijn plechtige professie gekleed in de Cisterciënser gebedsmantel, de witte kovel, en ontvangt hij de monnikswijding.
Een monnik wil een teken van vrijheid zijn. Een aandachtig, bescheiden leven en toch als een teken van hoop voor de mens die opgejaagd en verdrukt raakt in de moderne samenleving. Zijn leven is stil en eenvoudig. Maar het is ook als een roep die klinkt.
Niet door te preken of luidruchtig te zijn, niet door spectaculaire acties of rijkdom, maar door een leven van arbeid en gebed. Eenvoudig en puur willen monniken bouwen aan een samenleving die authentiek, eerlijk en duurzaam is.
Cisterciënsermonniken leven cenobitisch. Dat betekent dat wij God zoeken en Christus volgen door te leven in een gemeenschap, volgens de kloosterregel van de heilige Benedictus, grondlegger van het westers monnikendom. Volgens de eerste christenen, zo wordt verwoord in de Handelingen der Apostelen, is alles gemeenschappelijk en streven wij ernaar één van hart en één van ziel te leven.
Uit de kring van broeders hebben wij onze abt gekozen, verantwoordelijk om Gods vaderschap gestalte te geven. Zoals een herder zijn kudde hoedt, zo ziet hij om naar zijn broeders en is voor iedereen als een leraar. Hij waakt over zijn monniken en sterkt hen met zijn voorbeeld en Gods woord. Met wijsheid probeert hij te helen en in Christus’ naam zonden te vergeven. Nooit houdt de abt op voor ieder van de zijnen te bidden.
‘Luister met de oren van je hart’.
Zo luiden de eerste woorden van Benedictus’ kloosterregel. Om te luisteren met je hart zijn stilte en eenzaamheid van vitaal belang. Het is immers moeilijk om Gods stem te horen te midden van lawaai en drukte. In stilte voel je zijn aanwezigheid. Daarom zwijgt de monnik.
Wij bewaren de stilte daarom ook in ons werk: in werkkamers, de boomgaard en de keuken, in het washuis, de stallen, het gastenhuis, de groentetuin, de bibliotheek of op het land. Alles wat de monnik doet, probeert hij luisterend te doen. Het leven is een gebed. De stilte brengt de monnik thuis bij zichzelf, bij alle mensen, bij God.
Onze verbondenheid met God vraagt dagelijks om aandacht en voeding. Daarom is er elke dag tijd gereserveerd voor lezing en meditatie.
Boeken lezen, van vroeger of nu, boeken over spiritualiteit of de bijbel. Traditioneel heet dit lectio divina, de geestelijke lezing. Een tekst wordt beschouwend gelezen, tot je geraakt wordt door een woord of een zin en hierbij stil blijft staan. De woorden worden innerlijk beluisterd en beschouwd. Als voeding voor de dag.
In stil gebed en meditatie, in zijn cel of voor het heilig Sacrament spreekt de monnik met God. Méér dan spreken is dit bidden luisteren. Aandachtig zijn. Verlangen. Liefhebben. Meditatie kan ook ‘werk’ zijn: ploegen, worstelen, graven, weglopen en weer terugkomen. Het hoort erbij. Soms is er een doorkijk naar de werkelijkheid van God, en het gevoel één te zijn met Hem. Je straalt, bemint en kunt alles aan.
In de Cisterciënserorde is het broederlijk samenleven van grote betekenis.
‘Hierin bestaat de wet van het leven in gemeenschap: eenheid van geest in de liefde Gods, een band van vrede tussen alle broeders in onderlinge en volhardende liefde, communio in het delen van alle goederen’ (Constituties OCSO, C. 13.1).
Onze communiteit is een samenleven van broeders. Niet persé als in vriendschap maar vanuit gemeenschappelijke roeping. Dit gemeenschapsleven zien we als de beste weg om de monastieke roeping tot bloei te laten komen. Je krijgt kansen om jezelf goed te leren kennen en we kunnen elkaar helpen trouw te blijven aan het gebed en het zoeken naar God.
Natuurlijk zitten wij monniken niet de hele dag alleen maar te bidden. Er moet ook gewerkt worden. Ten eerste brengt dat actieve, vaak fysieke, bezigzijn een gezonde balans tussen lichaam en geest.
Daarnaast is arbeid belangrijk omdat ook wij willen werken voor ons eigen levensonderhoud. Ieder van ons draagt daar naar vermogen aan bij.
Als monniken van abdij Lilbosch werken we in harmonie met de omringende natuur. We bewerken het ons omringende land en de tuinen en verzorgen de dieren. In de abdij zelf is er allerlei onderhoudswerk, administratief, bestuurlijk of intellectueel werk en zorg voor de gasten. Elk soort werk draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling. Ook in je arbeid kun je God zoeken en iets betekenen voor je gemeenschap. Echter zodra de klok luidt wijkt het werk voor het koorgebed.
Een monnik leeft in afzondering en in stilte, ver van lawaai, drukte en prikkels van de wereld. Bidden en werken in de beslotenheid van het klooster. Het woongedeelte van onze abdij is daarom alleen voor monniken toegankelijk.
Wij leven niet in afzondering vanwege afkeer van de maatschappij, maar vanuit een keuze om er niet in op te gaan. De afstand tot de maatschappij geeft een innerlijke vrijheid om er te zijn voor God. Een zekere innerlijke stilte en vrede zijn noodzakelijk, voor ieder die God zoekt, binnen of buiten het klooster.
Door onze gelofte van stabilitas beloven wij om op déze plaats, in verbondenheid met déze broeders onze weg te blijven gaan. Niet altijd valt op deze weg het licht. Soms neigt ons hart tot afdwalen. Maar juist door standvastig te blijven ontvouwt zich de rijkdom van deze plek en gemeenschap.