Abdij Lilbosch – Echt
Cisterciënsermonniken

  1. Home
  2. /
  3. Uncategorized
  4. /
  5. 24e ZONDAG DOOR HET...

24e ZONDAG DOOR HET JAAR: A: MT. 18,21-35: 17 SEPTEMBER 2023

Broeders en zusters.

Mensen staan bij elkaar in het krijt. Die zegswijze drukt uit dat mensen elkaar geld verschuldigd zijn. Maar we weten maar al te goed dat het niet alleen in financieel opzicht is, dat mensen bij elkaar in de schuld staan. Ze hadden hun vertrouwen in iemand gesteld, gedacht dat het goed zou uitpakken, maar ze kwamen bedrogen uit. Dat viel even tegen! Dan is er pijn en verdriet, boosheid, en vaak ook vertwijfeling. Hoe moet het verder? Vaak kiezen mensen er voor dat die ander maar moet boeten of betalen. Hij of zij wordt schuldig verklaard.

Ook in het evangelie is er iemand die een schuld had van tienduizend talenten, dat is een heel grote som geld. Het staat tot geen verhouding tot de honderd denariën die nog een andere persoon verschuldigd was. Wat gebeurde er? Een wonder van goedheid had zich aan die eerste schuldenaar voltrokken, want zijn schuld werd hem kwijtgescholden. Maar diezelfde man had in vrijwel dezelfde situatie op zijn beurt geen medelijden met die ander die zo weinig bij hem in het krijt stond. Dezelfde smeekbede die hij zelf eerder had geuit – “Heb geduld met mij…” – stuit dan plotsklaps op een muur van weerstand.

Petrus vraagt in het evangelie naar dit wonder. Het wonder van de vergeving. Is zeven  maal vergeven niet voldoende?, wil de apostel weten. Zeven is het getal van de volheid, een volheid aan vergeving: dat zou toch genoeg moeten zijn? Hij had eerder bij Jezus’ gebedsonderricht ook al geleerd dat hij tot God de Vader moest bidden: “Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren”.  Het antwoord dat Jezus geeft mag ons gerust ontstellen, zelfs verbijsteren: “Nee, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal”. Jezus bedoelt te zeggen dat wij altijd vergeven moeten.

Petrus had met zijn vraag de grenzen al behoorlijk verlegd, want tot dan toe gold: “Oog om oog, tand om tand”. We mogen zeggen dat die welbekende uitdrukking betekende dat je met gelijke munt terug kon betalen. Petrus had al wel begrepen dat Jezus toch iets verder zou gaan, maar dit? Altijd vergeven betekent net zo goed worden als God goed is. Ga er maar aan staan! Jezus zegt het ergens anders in datzelfde evangelie ook letterlijk: “Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is”. (Mt. 5,48)

Dat christenen het zichzelf niet gemakkelijk maken wordt vandaag kristalhelder duidelijk. Want soms willen mensen misschien wel vergeven, maar als dan puntje bij paaltje komt, en je die ander die je wilt vergeven weer eens treft, dan komt als vanzelf toch weer de weerstand en de afkeer weer bovendrijven: “Daar héb je hem weer met zijn ondragelijke onhebbelijkheden”. Ja, het is waar: wij behoren inderdaad tot een lijdende en strijdende Kerk! En vergeven kan een waar gevecht zijn. Iets dat je steeds moet hernemen. Een last die je steeds weer op je moet nemen.

Als grenzeloze vergevingsgezindheid de maat wordt, als altijd vergeven Gods vraag aan ons is, dan betekent dat, dat we moeten groeien in vrijheid. Het is Gods hoop dat we vrijere mensen worden, mensen die minder hangen aan hun boze wraakgevoelens. Niet zo hechten aan een veroordeling van die ander. We veroordelen vaak mensen omdat we diep in onszelf – en vaak ook onbewust – onszélf veroordelen. Als we niet zo streng waren voor onszelf en meer met Gods ogen naar onszelf konden kijken hadden we het niet eens nodig anderen te veroordelen.

Het is duidelijk dat het kwaad kapot maakt en verdriet brengt. Maar toegeven aan dat onheil en er in meegaan verergert de situatie alleen maar. Een spiraal van geweld is al gauw het gevolg. Het lijden aan het kwaad moet ondergaan worden. En we mogen aan onszelf werken: dat we er langzaam, stapje voor stapje, in groeien het uit te houden. Of zelfs het kwade te vergelden met het goede.

Jezus heeft dat lijden aan het kwaad op zich genomen. Stervende heeft Hij gebeden: “Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen”. (Lc. 23,34) En het is dankzij Hem dat wij niet alleen tot een lijdende en strijdende Kerk behoren, maar ook, en vooral, tot een zegevierende Kerk. Vergeven is een gevecht, maar allereerst is het een geschenk of genade. Zou God die grenzeloze vergeving die Hij van ons vraagt zelf weigeren? Legt Hij ons een juk op dat Hij zelf niet dragen wil?

Veel hangt af van onze bereidheid of wij God die vraag kunnen voorleggen: “Heb geduld met mij…”. Als wij die moed hebben God steeds weer onder ogen te komen, ons leven lang, als wij die geloofsmoed kunnen opbrengen, kan het langzaam tot ons doordringen dat God ons niet zozeer liefheeft, maar dat Hij liefde IS. En kunnen wij ook iets meer geduld gaan opbrengen naar onze medemens toe. Amen.

Br. J.

 

Scroll naar boven