Abdij Lilbosch – Echt
Cisterciënsermonniken

  1. Startseite
  2. /
  3. Uncategorized
  4. /
  5. 5e ZONDAG VAN PASEN:...

5e ZONDAG VAN PASEN: B: Joh. 15,1-8: 28-4-2024

Broeders en zusters,

Iemand heeft onlangs in een weekblad het gebed eens vergeleken met een zeepbel. Natuurlijk: alle vergelijkingen gaan mank, maar het gebed vergelijken met een zeepbel is wellicht vooral toch ook een ontzettend rake vergelijking. Want: hoe gemakkelijk spat deze zeepbel uiteen, of: hoe gemakkelijk drijft ze af, op een zuchtje van de wind, naar verderop, weg van de oorspronkelijke kracht en nieuwheid. Onze zeepbel, het gebed, is waar het in het evangelie vandaag precies over gaat. We lazen zojuist namelijk over een wijnstok en zijn ranken. Hoe een wijnstok en diens ranken zich tot elkaar verhouden en hoezeer zij met elkaar verbonden zijn. Op elkaar áángewezen zijn.
‘Ik ben de wijnstok, gij de ranken’: volgens Jezus stroomt hetzelfde levenssap doorheen Hem en ons. Er is een heel fundamentele éénheid tussen Hem en ons, en tussen ons onderling. Die afhankelijkheid of verbondenheid beleven wij al biddende het beste. Niet iedereen heeft even veel op met het gebed. Menigeen zal zeggen: ‘Dat is mijn pakkie an niet’. Of: ‘Ver van mijn bed’. En toch is dat jammer. En niet wáár eigenlijk ook. Want iedere mens is geroepen om in een liefdesverhouding met God en met zijn naaste te treden. Daarvoor hoef je helemaal niet in een klooster te gaan wonen.
Zeker als je al gedoopt bent heb je al een voorsprong op dat gebied. Dan STA je al lang in die liefdesverhouding tegenover God en je medemens. Dan WORDT het leven ergens als die ene zeepbel die het leven van de heilige Geest in ons zo treffend weergeeft. Bij alle conflicten die het huidige tijdsgewricht kenmerken – oorlogen en aanslagen – is het goed dat wij die ene waarheid weer aangezegd krijgen: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer’. Wij ZIJN die ranken al lang. Met God verbonden, ook door dat doopsel. Sindsdien is de Heilige Geest ons definitief en onvervreemdbaar eigen. Kunnen wij nooit meer zijn: zónder Hem; is Hij in ons diepste binnenste, levend en beschikbaar.
‘Ik ben de wijnstok, gij de ranken’: Jezus zei het woordelijk. Wij zijn opgenomen in een groter geheel, in een plan van Godswege: om ons te laten delen in het goddelijk leven. Wij mogen ons, te midden van alle verscheurdheid en verdeeldheid, gedragen weten door God die om ons mens is geworden en geleden heeft, gestorven is en verrezen. Niets staat er meer tussen ons en God in, want het is allemaal verzoend en vervuld in de Zoon. Laten we bij alle ellende die er de laatste jaren in het nieuws over ons uitgestort wordt vooral niet vergeten dat er méér is dan wat wij mensen klaar kunnen krijgen.
En dat méér bestaat in het weten dat je geliefd bent. Dat God in je nood heeft voorzien. En dat je nu mee mag deinen, ja dansen, in wat te mooi lijkt om waar te kunnen zijn: dat je mag deelnemen aan goddelijk of eventueel: lieflijk leven. Iets van dat leven wordt ervaren als wij ons eens inzetten voor een ander, we doen eens iets voor een ander en ervaren de vreugde van het je inzetten. Vaak is de ervaring maar bleekjes of magertjes en het kan ook zelfs een moeizaam je uitlenen of weggeven zijn. Toch is er diep in ons hart die wetenschap: ik doe het goede, ik doe mee. Het is goed zo. het goddelijk leven kan zich uiten op zovéél manieren; die vruchtbare werking van de heilige Geest die in ons is: in een vriendelijke begroeting, in een welwillend ingaan op een vraag die ons gesteld wordt, een glimlach op een moeilijk moment kan heldhaftig zijn, en zeker ook in het uitdelen van een compliment.
Maar de wankelmoedigheid blijft ons vaak aankleven. Dan lijkt alle goedheid zo ver weg en God zo ver van ons vandaan. Dan moeten wij ons realiseren dat ons geloof heel wat meer is dan een moreel verhaal, dat God alleen maar een verheven God en een niet te bereiken, onbenaderbaar Iemand zou zijn. Hij wil nabijheid: ‘Blijft in Mij, zoals Ik in u’. Of is Hij soms niét daar: in uw hart; is de heilige Geest daar niét uitgestort?? We moeten het ons steeds weer te binnen brengen dat wij bewoond en geliefd zijn. Dat WIJ de hemel niet hoeven te bestormen omdat de hemel al lang afgedaald is. We kunnen God alleen maar met een onder-de-maat-zijn tegemoet treden. Toch zal God hoe dan ook blijven blazen: die zeepbel in ons binnenste, in ons hart. Die zeepbel die alleen maar één goed moment van Godsvertrouwen vraagt. De band tussen God en ons IS er al lang. En ze is GOED. Amen.

br. J.

Nach oben scrollen